Deze keer gaan we naar Marokko, daar spreken ze ook Frans en leren ze ook Frans op school. Maar omdat ik niet iedere keer een “reisbureau” wil zijn, hoewel Marokko een heel mooi land schijnt te zijn om te bezoeken, heb ik deze keer een typisch Marokkaans sprookje voor je opgezocht. Heel wat anders dan de sprookjes van Andersen, Grimm of Perrault. Het is een verhaal uit een andere cultuur, logisch dus. Ik heb dit sprookje hier gevonden en hieronder kun je het lezen.
De djinn van de zee.
Een Marokkaans sprookje over diefstal van een wondertafeltje.
Er woonde eens in een vissersdorpje aan de zee een man met zijn vrouw en vele kinderen. De oceaan was hun enige bron van inkomsten. Ciad (zo heette de man) werkte hard. In de warmste uren van de dag repareerde hij zijn netten. Als het ging schemeren legde hij zijn bootje in het water en vertrok om tegen de morgen terug te keren. Hij kende de kust met zijn klippen en stromingen, maar ondanks dat, ving hij nooit meer dan drie vissen. Daarvan moest het gezin leven. Op een dag dat de visser op zee was en als altijd zijn best deed iets te vangen, steeg voor zijn ogen de verschrikkelijke Djinn el Behari (de geest van de zee) op uit het water. Ciad versteende bij de aanblik van de zeereus. “Wat val jij mij toch iedere dag lastig, kun je mij niet met rust laten?” zei Djinn el Behari. “Heb medelijden met mijn gezin,” antwoordde de visser, “mijn vrouw en ik hebben veel kinderen en ik ben de enige die voor ze kan zorgen. Met de grootste moeite vang ik drie schamele visjes per dag.” “Als dat zo is,” sprak de reus, “zal ik je een cadeau geven. Maar pas op, spreek er met niemand over. Hier heb je een tafeltje. Je hoeft alleen maar te zeggen: ‘Tafeltje doe je werk’ en het zal je geven wat je wenst… couscous, mechoui, kippensoep, schapenragout, noem maar op. Maar er is één voorwaarde: laat mij verder met rust met je vishaken en netten, of ik word vreselijk kwaad.”
Opgetogen nam Ciad het tafeltje mee naar zijn vrouw. “Djinn el Behari heeft mij een tafeltje geschonken dat ons alles zal geven wat wij vragen. Vanaf vandaag zullen onze kinderen altijd te eten hebben. Je hoeft maar te zeggen: ‘Tafeltje doe je werk’. Maar de Djinn heeft mij wel op het hart gedrukt er met niemand over te spreken.” Vol verwachting vroeg de vrouw het tafeltje om een stuk gebraden vlees waar ze al jaren naar smachtte. En zie, het tafeltje zette haar een verrukkelijke bout voor. Het hele gezin juichte van vreugde. Die avond, de volgende dag en de dagen daarna hielden de visser en zijn vrouw het ene feestmaal na het andere en aten alles waar ze maar zin in hadden.
Omdat het nu zo makkelijk was de smakelijkste maaltijden op tafel te krijgen, kreeg de vrouw het idee haar nicht uit te nodigen. Het gezin was steeds te arm geweest om gasten te ontvangen en de vrouwen hadden elkaar dan ook lang niet gezien, ze praatten honderduit. De nicht, verbaasd over zoveel overvloed, vroeg hoe het kwam dat het gezin het opeens zo ruim had. De vissersvrouw bedacht dat zij een familielid het geheim wel zou mogen vertellen en ze bekende dat het tafeltje het werk deed. Ze ging zelfs zover haar nicht te vragen wat ze wilde eten om zo ter plekke een demonstratie te kunnen geven. “Matsered akhdem chegholek, doe je werk,” en het tafeltje toverde het gevraagde gerecht te voorschijn. “Choufi, zie je?” zei de vrouw trots tegen haar gast. Vanaf dat moment wilde de nicht nog maar één ding: het tafeltje stelen.
Zij overlegde met haar man. Zij besloten de familie te vragen of zij een paar dagen konden komen logeren. De vissersvrouw ging graag op het verzoek in. Over het eten hoefde zij zich immers geen zorgen meer te maken, daar had zij het tafeltje voor. De visser legde dus twee extra matrassen in de kamer en nodigde de familie van zijn vrouw uit. Toen het echtpaar er was, bestudeerde de man nauwkeurig het tafeltje en noteerde in zijn gedachten afmeting, kleur en vorm. Daarna liet hij er precies zo één maken, en die verwisselde hij de volgende avond met het echte tafeltje. De volgende dag nam het echtpaar afscheid en vertrok. ’s Middags wilde de vissersvrouw haar gezin een maaltijd voorzetten, maar hoe zij ook riep: “Tafeltje doe je werk,” het tafeltje reageerde niet.
Noodgedwongen gooide de visser zijn boot weer in het water. Zeven dagen lang ving hij niet één vis. Zijn kinderen verkommerden. De nicht en haar man daarentegen vierden feest. De visser zei tegen zijn vrouw: “Ga naar je nicht. Vertel haar van onze ellende en bedel desnoods om wat etensresten. Wij hebben haar tenslotte gastvrij ontvangen.” De vrouw ging naar haar nicht, bekende dat het tafeltje zijn werk niet meer deed en dat haar man niet één vis ving. Het gezin dreigde om te komen van de honger. De nicht toonde weinig medelijden. Als zij wat eten zou geven, zou de vissersvrouw misschien ontdekken dat zij het tafeltje gestolen had. Bovendien zou de vissersvrouw dan blijven bedelen. De volgende dag klopte de arme vrouw weer aan bij haar nicht, maar zij kreeg nog geen korst brood. De visser was ten einde raad.
Toch ging hij steeds weer naar zee in de hoop iets te vangen. En daar steeg de Djinn weer op uit de golven. “Ben jij daar nu weer, wat heb je met het tafeltje gedaan?” “Heer, het tafeltje werkt niet meer.” “Hoezo werkt het niet meer, wie is er de laatste tijd bij jou op bezoek geweest?” “De familie van mijn vrouw.” “Luister, maak een maaltijd klaar en nodig de familie van je vrouw weer uit.” De visser ging naar huis en leende geld om het eten te kunnen betalen. De vrouw ging naar haar familie en zei: “Mijn man heeft goed werk gevonden en wij geven nu een ouada (feest dat men geeft wanneer een wens in vervulling is gegaan). Wij nodigen jullie uit.” De nicht werd nieuwsgierig en zei tegen haar man: “Zij moeten iets gevonden hebben dat nog beter is dan het tafeltje. Wij moeten erachter zien te komen wat dat is.”
Zij gingen dus naar de visser en het gezelschap zette zich aan tafel. Midden onder het eten zei de vissersvrouw tegen haar nicht: “Jij hebt mijn tafeltje gestolen.” “Hoe kom je erbij, wij zijn eerlijke mensen.” “Nee, jullie zijn niet eerlijk en medelijden kennen jullie ook niet. Zelfs broodkruimels hebben jullie mij geweigerd.” De nicht en haar man bleven ontkennen. Toen doemde, angstaanjagend, Djinn el Behari op in de gedaante van een zwarte reus. Hij zei tegen de gasten: “Jullie zijn dieven. Jullie hebben geen medelijden gehad met deze arme mensen, zelfs niet met hun kleine kinderen. Jullie waren bang dat zij vaker bij jullie zouden aankloppen voor hulp. Als jullie een beetje liefde hadden gehad, had ik jullie ook een tafeltje gegeven. Maar nu de zaken er zo voorstaan neem ik jullie mee.” Bliksemsnel bukte Djinn el Behari zich, greep het slechte echtpaar en nam ze mee over de zeven zeeën. Nadat hij hen over het schuim van de kolkende oceaan had gesleurd en tegen de ruwe rotsen had geslagen, smeet hij ze op de kust van een ver land, ellendig en uitgeput. Zij moesten jaren lopen voor zij weer thuis waren.
* * * EINDE * * *
Moraal: Het is niet zozeer de diefstal die de woede van de geest opwekt, maar het feit dat men mensen in nood niet heeft geholpen en zo de heilige wet van de gastvrijheid en hulp aan de armen heeft verbroken.
Wat vond je van dit sprookje? Is het echt zo anders? Lijkt het op een van de sprookjes die jij kent?
Wil je nog meer Marokkaanse sprookjes lezen? In het Nederlands en het Marokkaans?
Dat kan via deze link.