Franse les: Een lesje in Franse kleuren.

SylviaFrans leren, Franse les, Franse woordjes, Spelling en Grammatica, TipsLeave a Comment

Franse kleuren

Bleu, blanc, rouge, vert, noir, jaune, gris, brun, violet, marron, blanc, orange, rose. Kleuren die wel min of meer bekend zijn bij iedereen. Maar wat zijn de grammaticaregels die bij deze Franse kleuren horen? En welke leuke spelletjes kun je doen om ze spelenderwijs aan te leren?

Regeltjes voor vorm en plaats

Een kleur is een bijvoeglijk naamwoord en past zich aan een zelfstandig naamwoord aan. Oeh! te ingewikkeld. Laat ik het anders zeggen: De blauwe voetbal, de blauwe auto. In het Nederlands blijft het blauwe. In het Frans hangt de vorm van dat blauwe af van het woord waar het bij hoort. Voetbal is mannelijk, auto is vrouwelijk in het Frans. Dus dat wordt: le ballon bleu, la voiture bleue. Valt gelijk op dat blauw in het Frans achter voetbal en auto staat. Wij doen het blijkbaar anders dan de Fransen. In het meervoud komt er zelfs nog een s bij, die overigens niet wordt uitgesproken. Les ballons bleus, les voitures bleues. Uitzonderingen zijn: marron en orange. Deze twee veranderen nooit.

Spelletjes

Iets leren door te spelen is niet alleen leuk. Je leert ook sneller en makkelijker. Bovendien blijft het langer hangen. Daarom hier wat ideetjes voor spelletjes. Laat cursisten een stapel kleurpotloden meenemen naar de les. Zeg de naam van een kleur, bijv. jaune, en iedereen moet zo snel mogelijk de juiste kleur laten zien. Een tweede spel: Kleuren mengen. Daarmee bedoel ik, dat je bijvoorbeeld zegt: rouge et vert font …. Weer is de opdracht dat de goede kleur gepakt moet worden. In dit geval bruin. Hier zijn nog wel wat variaties mogelijk, die ik aan je fantasie overlaat. Een laatste opdracht die ik hier wil noemen, is: je vois, je vois …. ce que tu ne vois pas et c’est ….. (ik zie ik zie wat jij niet ziet).

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *